30
Perez ging rechtstreeks van Fran naar het vliegveld in Sumburgh om Taylor af te halen. Het was een winderige, regenachtige dag, met tussendoor korte opklaringen, waarbij de schaduwen van de wolken over het terrein rond de landingsbaan gleden. De zee bij Grutness was ruw en het wateroppervlak werd door de wind uiteengeblazen in duizenden glinsterende golfjes, maar er stond niet zo’n harde wind dat het vliegverkeer er hinder van ondervond.
Omdat Perez ruim op tijd was, nam hij in de aankomsthal een kop koffie. Een groepje Japanse toeristen zat te wachten tot ze aan boord konden.
Perez had in Biddista gewacht tot Roddy’s stoffelijk overschot op een brancard uit de Pit was gehaald. Hij vond dat hij dat aan de jongen verplicht was. Toen hij de lijkzak had opengeritst om het gezicht te bekijken, had hem het vreemde gevoel bekropen dat hij Roddy Sinclair nu eindelijk zag zoals hij was. Daarvoor had hij zich steeds verscholen achter zijn imago, dat net zo glamoureus en onwerkelijk was als een advertentie in een tijdschrift.
Tegen de tijd dat hij weer in Ravenswick kwam, was het vier uur in de ochtend en net zo licht als overdag. Fran lag te slapen en had waarschijnlijk gedroomd, want ze had de dekens van zich afgegooid en lag naakt op het gedraaide onderlaken. Voor het slaapkamerraam hing een wit rolgordijn, waardoor haar huid er in het gefilterde licht groezelig uitzag, als een van haar eigen schilderijen.
Hij trok het laken recht, dekte haar toe en glipte naast haar in bed. Hij kreeg het gevoel een onvergeeflijke inbreuk op haar privacy te maken, al probeerde hij zo stil te doen dat ze niets merkte. Hij was doodop. Haar huid voelde koel en glad aan. Ze werd even wakker, glimlachte naar hem en vleide zich tegen hem aan. Bijna onmiddellijk vielen ze in een diepe slaap. Toen ze door het geluid van de televisie in de woonkamer wakker werden, lagen ze nog steeds in dezelfde houding. Cassie zong mee met een kinderprogramma dat elke zaterdagochtend op tv te zien was.
‘Besef je wel,’ zei Fran, ‘dat hier maandagmorgen op school over gekletst zal worden?’
‘Sorry, daar had ik niet bij stilgestaan.’ Maar hij wist eigenlijk niet goed waarom hij daar aan had moeten denken. Per slot van rekening had zij hem gevraagd naar haar toe te komen. Wilde ze liever niet dat iedereen erachter kwam dat ze iets met elkaar hadden?
‘Maak je geen zorgen. Ze zien me toch al als iemand die het met de moraal niet zo nauw neemt.’ Ze trok een spijkerbroek en een sweatshirt aan en ging theezetten.
Even later aten ze pannenkoeken als ontbijt, met stroop en chocoladesaus. Cassie, die nog steeds in pyjama rondliep, ging gek doen en was helemaal opgewonden, want zo had ze nog nooit ontbeten. Ondertussen wist Perez niet goed wat er in Fran omging. Hij zou graag meer zekerheid willen hebben over waar hij aan toe was. Hun relatie was zo belangrijk voor hem dat hij niets fout wilde doen. Misschien moet ik haar ten huwelijk vragen, dacht hij ineens. Dan weet ik in elk geval waar ik aan toe ben. Hij vond de gedachte aanlokkelijk maar ook belachelijk, en daarom glimlachte hij alleen maar. Fran vroeg waarom hij dat deed.
‘Nergens om,’ zei hij. ‘Ik ben gelukkig. Meer niet.’
Toen Taylor in de aankomsthal verscheen, zag hij er verrassend fit en energiek uit. Hij zei dat hij een paar uur in het hotel in Dyce had geslapen en dat hij de hele wereld weer aankon, mits hij eerst een stoot cafeïne en een flinke portie calorieën naar binnen kon werken. Perez nam hem mee naar het Sumburgh Hotel. Het was niet druk in de bar. De barman, een broodmagere Engelsman die al zo lang op Shetland woonde dat hij de taal perfect sprak, stond op gedempte toon te praten met een oude man die op een hoge barkruk zat. Taylor bestelde een hamburger en een cola. Nadat hij die had verorberd, praatte hij aan één stuk door. Perez moest aan Cassie denken, die bij Fran door de keuken had gehold, druk door alle suiker en kleur- en smaakstoffen.
‘Ik heb de vrouw van Booth gevonden, en ook zijn dochter. Leuke meid. Ze had hem nooit meer gezien nadat hij bij hen was weggegaan, maar ze hadden kortgeleden nog wel contact gehad. Daar wist haar moeder niets van.’
‘Weet je zeker dat de moeder er niet achter is gekomen dat het meisje hem had opgespoord?’ Perez aarzelde. ‘Het is misschien een drastische manier om ervoor te zorgen dat de vader geen contact meer met de dochter kan onderhouden, maar ik denk dat we die mogelijkheid niet mogen uitsluiten.’
Taylor zweeg even. Zijn gezicht vormde een afspiegeling van de gedachten die bij hem opkwamen, als de schaduw van de wolken die buiten over het land gleden. ‘Ik weet het niet,’ zei hij uiteindelijk. ‘Daar had ik nog niet aan gedacht. Als de moeder er inderdaad iets mee te maken heeft, kan ze vast beter toneelspelen dan Booth. Zelf kan ze het niet gedaan hebben, want ze was toen thuis om voor haar gezin te zorgen.’
‘Heeft die dochter nog meer verteld?’
‘Ze zei dat Booth vrienden op Shetland had. Dat had hij haar zelf verteld. Hij ging er niet alleen voor zaken naartoe, maar wilde de kans ook aangrijpen om oude vrienden op te zoeken.’
‘Misschien mensen die hij was tegengekomen toen hij op de theaterboot werkte,’ zei Perez. ‘Ik heb gesproken met de directie van dat schip, de Motley Crew. Halverwege de jaren negentig is Booth een paar keer mee geweest op tournee langs de noordelijke eilanden. Dat was waarschijnlijk vlak nadat hij bij zijn vrouw en kind was weggegaan. Daarna is er niets meer over hem in de boeken te vinden. Maar hij heeft wel contact met hen onderhouden.’
‘Zou het kunnen dat hij iets met Bella Sinclair heeft gehad?’ vroeg Taylor. Die gedachte was al eerder bij hem opgekomen. Perez vermoedde dat zijn collega in het vliegtuig de verschillende scenario’s had doorgenomen. Taylor leek nu vol geestdrift. ‘Zie je het voor je? Ze hebben ongeveer dezelfde leeftijd. Allebei artistiekerige types. Blijkbaar is het uiteindelijk niets geworden, maar het zou een mogelijkheid kunnen zijn.’
‘En heeft hij daarom geprobeerd de expositie te saboteren?’ Perez probeerde zijn stem zo neutraal mogelijk te houden, want Taylor liet zich door het minste of geringste op de kast jagen en hield er niet van om tegengesproken te worden. ‘Was hij er na al die tijd nog niet overheen?’
‘Soms hebben mensen dat,’ zei Taylor. ‘Maar je hebt natuurlijk gelijk. Er moet iets zijn gebeurd waardoor hij naar Shetland is teruggegaan. Maar wat?’
‘Heeft hij contact met mensen op Shetland onderhouden? Telefoon? E-mail?’
‘Niet op zijn vaste nummer, want dat hebben we al nagetrokken. Over mailtjes heb ik niets gehoord. Dat moeten we nog nagaan.’ Taylor leunde achterover en toetste een nummer in op zijn mobieltje. Tegenover hem aan het tafeltje kromp Perez plaatsvervangend van schaamte ineen toen Taylor een of andere arme drommel in West Yorkshire in fikse bewoordingen te kennen gaf dat hij snel achter de benodigde informatie aan moest gaan. Wat waarschijnlijk betekende, dacht Perez, dat het verzoek onder op de stapel kwam te liggen. Uit koppigheid. Meestal pikken mensen het niet om zo toegesproken te worden.
‘Wat is de rol van Roddy Sinclair in het geheel?’ vroeg Perez. Taylor was weer gewoon op zijn stoel gaan zitten en leek na het botte telefoongesprek weer iets rustiger te zijn geworden. ‘Hij was waarschijnlijk nog maar een kind toen Booth op de Shetlandeilanden rondtoerde.’
‘Weten we zeker dat hij vermoord is?’ vroeg Taylor.
‘Ik wel,’ zei Perez. Terwijl hij dat zei, besefte hij hoe hooghartig dat klonk. ‘Forensisch gezien is het in dit geval onmogelijk om het verschil te zien tussen moord, zelfmoord en een ongeluk. Hij viel en kwam met zijn hoofd op een steen. Maar hij kende de kliffen heel goed. Hij is in die streek opgegroeid. En hij stond op het punt om met het vliegtuig weg te gaan. Je was er zelf bij toen hij het erover had. Hij had zijn spullen al in zijn auto gedaan. Er moet een reden zijn waarom hij die heuvel op is gegaan.’
‘Had de moordenaar daar misschien met hem afgesproken?’
‘Dat vermoed ik wel, ja.’
‘Heeft niemand hem die middag nog gezien?’
‘Ze zeggen van niet. Sandy zit nu in Biddista om de inwoners te ondervragen.’
‘Ik zou er ook graag weer een kijkje nemen, want ik heb het gevoel dat ik iets over het hoofd zie.’ Taylor boog zich voorover en was qua doortastendheid weer helemaal zichzelf. ‘Kom mee, Jimmy. Jij krijgt meer uit die lui dan wanneer ik er in mijn eentje op afga.’
En dus ging Perez weer naar Biddista. Hij zette zijn auto bij het Herring House neer om de gezinnen die daar woonden aan de tand te voelen. Daarna was Peter Wilding aan de beurt, die hij om irrationele redenen niet mocht.
Zaterdag was het in het Herring House altijd het drukst. Er stond een bus bij het huis en een groep bejaarde Amerikanen stroomde de galerie binnen. Perez nam aan dat er weer een cruiseschip in Lerwick was aangemeerd. Boven zat het café helemaal vol. Toen ze om het hoekje van de deur keken, wisten ze meteen dat Martin Williamson nu geen tijd had om met hen te praten. Perez had verwacht dat de zaak gesloten zou zijn, uit eerbied voor de overledene, en vermoedde dat Bella niet in de stemming was om ook maar één gedachte aan de galerie te wijden. Martin had waarschijnlijk gedacht dat het beter was om open te blijven, omdat er zoveel mensen gereserveerd hadden.
Het postkantoortje was net dichtgegaan. Ze troffen Aggie thuis aan. Ze stond in de tuin en haalde de was van de lijn. Perez hielp haar met het opvouwen van de lakens, waar ze een ogenblik zwijgend mee bezig waren, terwijl Taylor toekeek alsof ze een rituele dans uitvoerden. Eenmaal binnen zette ze de fluitketel op het fornuis.
‘Je hebt het vast al gehoord over Roddy,’ zei Perez. Hij vond dat ze er vermoeid uitzag en had haar nog nooit zo bedeesd en stil meegemaakt.
‘Dat hij dood is. Verder geen details. Die knul uit Whalsay die vanmorgen langs is geweest, kwam wel met allerlei vragen maar niet met antwoorden.’
‘Roddy is in de Pit o’ Biddista gevonden. Dat zul je toch wel gehoord hebben. We weten niet hoe hij daar terecht is gekomen. Daar willen we graag achter komen. Snap je dat, Aggie?’
‘Jawel,’ zei ze. ‘Die arme Bella. Ik weet wat het is om met zoveel vragen te blijven zitten. Maar er zijn nou eenmaal dingen waar je nooit meer achter kunt komen.’
‘Heb je hem gisteren niet meer gezien?’
‘Niet op de heuvel. Hij is ’s morgens nog wel in de winkel geweest.’
‘Wat moest hij toen?’
‘Hij wilde wat snoep kopen voor in het vliegtuig,’ zei ze. ‘Hij was een echte zoetekauw, Jimmy. Als kleine jongen al.’
‘Hebben jullie nog met elkaar gepraat?’
‘Ik heb hem gevraagd wanneer hij terug zou komen. Niet iedereen was dol op hem, dat weet ik best. Dawn vond het maar niks dat hij Martin altijd meenam naar feestjes in Lerwick. Alle meiden hingen om Roddy heen en misschien was ze bang dat Martin op verkeerde gedachten zou komen. Ik heb haar gezegd dat ze zich geen zorgen hoefde te maken. Martin is een verstandige jongen. En bovendien houdt hij ontzettend veel van haar. Het is fijn dat hij een kameraad heeft. Want zoveel vrienden heeft hij hier nu ook weer niet. Roddy zei dat hij over zes weken in Lerwick moest spelen en dat hij voor die tijd wel weer terug zou zijn. Hij was een beetje stil, in gedachten verzonken, maar hij leek niet somber. Ik dacht dat hij misschien eindelijk volwassen begon te worden.’ Ze zweeg even. ‘Heb je al met Bella gesproken?’
‘Alleen gisteravond.’
‘Ik weet niet hoe ze hierop zal reageren,’ zei Aggie. ‘Die jongen betekende alles voor haar.’
Ze lieten haar in de schommelstoel in de keuken achter, met een boek in haar hand. Op de voorkant stond een afbeelding van een jonge vrouw met een sjaal om haar hoofd, turend in de verte.
In het huis ernaast zat Dawn een stapel proefwerken te corrigeren, terwijl Alice op de grond met een poppenhuis aan het spelen was. Het was een groot huis, waarvan de voorkant in zijn geheel kon worden afgenomen, zodat alle kamers zichtbaar werden. Het kind had een klein popje in de hand en ging daarmee van kamer naar kamer, ondertussen hele gesprekken voerend. Perez en Taylor bleven even voor het raam naar haar staan kijken. Dawn las met gefronste wenkbrauwen iets wat een van haar leerlingen had geschreven. Plotseling merkte ze dat de twee mannen voor het raam naar binnen stonden te kijken. Ze gebaarde dat ze binnen moesten komen en kwam overeind om hen te begroeten. Perez meende de eerste tekenen van haar zwangerschap al te zien.
‘Het gaat vast over Roddy,’ zei ze. ‘Iedereen heeft het erover. De telefoon gaat voortdurend. Kom maar mee naar de keuken, want ik heb liever niet dat Alice hier iets van meekrijgt.’
Ze liepen achter haar aan naar de keuken die net zo groot was als die van Aggie, maar wel vijftig jaar moderner oogde, met een magnetron, een sapcentrifuge en een koffiezetapparaat. Perez kon zich niet voorstellen dat hier nog taarten werden gebakken.
‘Denken jullie ook dat Roddy vermoord is?’ vroeg ze, zo gauw ze de deur naar de kamer had dichtgedaan. Ze hoorden de paniek in haar stem. ‘Wat gebeurt er toch allemaal? Ik zit er zelfs over te denken een paar dagen met Alice weg te gaan totdat bekend is wat er is gebeurd. Ik voel me hier niet veilig meer. Ik wou dat het schooljaar al ten einde was. Dan zou ik naar mijn ouders kunnen gaan.’
‘We weten niet of hij vermoord is,’ zei Taylor. ‘Dat zijn we nog aan het onderzoeken.’
‘Het is die onzekerheid waar ik zo’n hekel aan heb.’
‘Booth, die man die in de schuur is aangetroffen, kwam uit dezelfde streek als u,’ zei Perez. Die gedachte was zojuist bij hem opgekomen, en hij had gesproken zonder erbij na te denken hoe ze die opmerking zou opvatten.
‘Ik kende hem niet! Yorkshire is erg groot, hoor.’
‘Hij runde een klein theatergezelschap en opereerde vanuit het dorpje Denby Dale.’
Dawn haalde haar schouders op maar gaf geen antwoord.
‘Hebt u Roddy Sinclair gisteren nog gezien?’
‘Dat heeft Sandy me ook al gevraagd. Ik was tot na vijven op school, ben daarna hiernaartoe gegaan en heb eten gemaakt voor Alice en mezelf. Daarna heb ik haar naar bed gebracht en tv gekeken tot Martin uit zijn werk kwam. Hij is de hele avond in het Herring House geweest, voor het geval jullie willen weten waar hij toen uithing.’
Ze leek zich te ergeren en was uit haar doen. Misschien was ze misselijk en moe. Sarah had dat in de eerste maanden van haar zwangerschap ook gehad. Iedereen zei dat dat een goed teken was en dat de hormonen dan goed werkten. Maar na veertien weken had ze een miskraam gehad. Perez zou Dawn graag verzekeren dat deze vragen absoluut niet persoonlijk bedoeld waren. Die vragen stelden ze aan iedereen. Maar misschien waren haar gevoelens nu niet zo van belang.
‘Hebt u enig idee waarom iemand Roddy zou willen vermoorden?’ vroeg hij. ‘Hij was toch goed bevriend met Martin? Hij zou het Martin toch wel verteld hebben als hem iets dwarszat?’
‘Misschien,’ zei ze. ‘Als hij dronken was. Maar je moest zijn verhalen altijd met een korreltje zout nemen. In feite was hij een kleine jongen die altijd wilde opscheppen.’